Vijftien centra voor ouderen en zorgbehoevenden telt Zorg-Saam Zusters Kindsheid Jesu. Stijn Van den Bossche zet zich in voor de coördinatie van de pastorale taken in deze zorginstellingen.
U bent beleidsverantwoordelijke christelijke identiteit, pastoraal en ethiek.
Wat moeten we ons daarbij voorstellen? Voor alle vragen die rechtstreeks te maken hebben met ethiek, pastoraal, relatie tot het bisdom, christelijk patrimonium enzovoorts, ben ik het aanspreekpunt. In het bijzonder voor inhoudelijke kwesties. Tegelijkertijd ben ik in onze beleidscel betrokken bij allerlei thema’s. Ik probeer in de discussies en de keuzes die we maken steeds het christelijke karakter van Zorg-Saam mee te nemen. We dragen een erfenis mee van de zusters Kindsheid Jesu en die moeten we koesteren. We willen ze op een hedendaagse manier vertalen naar de context van zorgverlening in een pluralistische samenleving.
Hoe doet u dat?
Er is een groot verschil tussen de medewerkers die zich de tijd van de zusters nog goed herinneren en de jongere medewerkers voor wie dat niet vanzelfsprekend is. Zij hebben ook een andere relatie tot het geloof en de Kerk. Het is onze uitdaging om de overgang te vergemakkelijken van een christelijke instelling naar een instelling waarin het christendom aanwezig is op missionaire wijze. Bestond een pastorale werkgroep voorheen uit alle verantwoordelijken van het huis, dan selecteren we vandaag een hoofdverpleegkundige niet langer op basis van zijn of haar intrinsieke band met het geloof. In de hedendaagse pastorale werkgroep zetelen naast medewerkers ook vrijwilligers en bewoners die het christelijke karakter van het huis belichamen. Een belangrijke aanvulling van dat principe is het gastheerschap van onze huizen. Het christendom blijft de gastvrouw, in een gastvrij gasthuis voor allen.
Wat betekent de erfenis van de zusters Kindsheid Jesu vandaag nog?
De zusters begonnen weeskinderen op te vangen in 1833, bezield door kanunnik van het Sint-Baafskapittel Petrus Jozef Triest. Daaruit ontstond ook de zorg voor de zwakkeren in de samenleving, waaronder ouderen. In hen herkent de Kerk op bijzondere wijze het gelaat van Christus. De zusters legden zich vol overgave toe op die opdracht, dag en nacht. Gaandeweg kwamen er leken bij die de opdracht van de zusters, zich geven aan mensen, op hun beurt wilden waarmaken. Jezelf geven in je werk is een operationele uiting van christelijke identiteit. Een tweede inspiratie van de zusters is de zorgethiek: de bewoner aandacht schenken door tal van kleine attenties in de manier waarop we hem of haar verzorgen. Het medicijn alvast uit de verpakking halen bijvoorbeeld, of iemand die revalideert met een fitnesstoestel een plekje bij het raam geven tijdens sessies. Dat soort attenties zit in het DNA van onze huizen.
In welke mate sluit de christelijke beleving van de ethiek aan bij de realiteit van de bewoners?
In de ‘kleine’ ethiek, die heus wel de belangrijkste is, zitten de meeste van onze bewoners op zijn minst op het spoor van het christelijk humanisme. Iets doen voor de ander, geschokt zijn door armoede en graag meewerken aan acties, ... Met die alledaagse ethiek ervaren we weinig moeilijkheden. De ‘uitzonderlijke’ ethiek draait bij ons voornamelijk om het levenseinde. Omdat het in België wettelijk geregeld is en omdat het in de media als verworven wordt voorgesteld, voelen nogal wat oudere mensen zich aangespoord euthanasie te overwegen in een bepaalde fase. Ik merk dat sommigen zich schuldig voelen omdat ze nog leven. Dat kan nooit de bedoeling zijn. Met personen die een dergelijke vraag uiten, gaan we allereerst in gesprek. Vaak blijkt daaruit dat het onderscheid tussen palliatieve sedatie en euthanasie nauwelijks bekend is. De meeste bewoners ervaren het als een bevrijding te weten dat ze kunnen sterven op een waardige manier, zonder de rompslomp van het euthanasieproces, ook zonder pijn, en zonder het heft in eigen handen te moeten nemen. Beslissen op welke dag je gaat sterven, gaat voor veel bewoners te ver.
Hoe gaat u om met mensen die alsnog beslissen euthanasie aan te vragen?
Eigenlijk volgen we daarin de lijn van de bisschoppen van België. We zullen het euthanasiemoment niet zelf organiseren, maar we staan het ook niet in de weg wanneer een bewoner daar met de huisarts toe overgaat. We vragen ons personeel ook nooit om eraan mee te werken, maar als er een sterke persoonlijke band was, kan een zorgverlener uiteraard tot het laatste moment bij de patiënt blijven om die te ondersteunen. We laten nooit iemand in de steek. Overigens komt euthanasie weinig voor in onze voorzieningen. –
Aan welke eigenschappen voldoet een goede pastor bij Zorg-Saam?
De eerste eigenschap is God graag zien en oude mensen graag zien. Dat is onontbeerlijk. Vervolgens zijn de competenties van tel. Pastores moeten opgewassen zijn tegen de realiteit van onze instellingen, van mensen in de laatste fase van hun leven en die daarmee worstelen. Dat vergt enige maturiteit. Bovendien moet een pastor kunnen optreden als vertegenwoordiger van de Kerk, inclusief in haar miseries en in dat waarmee we het niet altijd eens zijn. Een pastor moet ook kunnen voorgaan in de liturgie en de Schrift goed kennen. Daartoe vereisen we een theologisch diploma of minstens dat betrokkenen reeds ervaring hebben als pastoraal vrijwilliger en de bereidheid tonen zich in te schrijven voor een opleiding aan het Hoger Diocesaan Godsdienstinstituut. –
En daar geeft u zelf les. Welke meerwaarde biedt die opleiding voor het beroep van pastor?
Er is overal nood aan pastorale ondersteuning. Daarom moeten we het beroep opnieuw op de kaart zetten. Zeker voor mensen die op latere leeftijd een carrièrewending ambiëren en hun opgedane levens- en geloofservaring willen laten spreken, is de opleiding een mooie kans. Dit beroep geeft veel ‘vreugde van het Evangelie’, en wij zoeken goede mensen voor pastoraal net als voor andere jobs in Zorg-Saam!
Interview: Bertrand Goethals Kerk en Leven juni 2021